Preventie veneus ulcus: educatie

Naast een accurate lokale wondzorg en het toepassen van compressietherapie is ook het geven van educatie aan de patiënt en het geven van een aantal leefstijladviezen belangrijk.

Medewerking van de patiënt tijdens de preventie en behandeling is essentieel. Om een adequate medewerking te verkrijgen, is voorlichting van de patiënt nodig omtrent de oorzaken en het ontstaan van het ulcus, de behandelingsmodaliteiten, het belang van oedeembestrijding, de werking van compressietherapie en elastische kousen, en het belang van lichaamsbeweging (4). Ook het levenslang toepassen van compressietherapie  en de vaak trage genezing moet benadrukt worden (1).

Er wordt aangeraden om de activiteit en de mobiliteit van de patiënt te maximaliseren (7). Bewegingsbeperking leidt tot toename van de veneuze druk en oedeemvorming. Daarnaast verbetert lopen de kuitspierpompfunctie waardoor de terugstroom van het veneuze bloed wordt bevorderd (2).

Het aanleren van eenvoudige oefeningen kan de patiënt stimuleren om actief mee te werken.

Volgende oefeningen kunnen aangeraden worden:

  • Lopen op de hielen
  • Op de tippen van de tenen staan
  • Al rechtstaand van de tippen naar de hielen kantelen
  • Al liggend krachtige trapbewegingen met de voeten maken (15 – 20 keer)
  • Al liggend de tenen voor en achterwaarts plooien (buig/strek) terwijl de benen gestrekt blijven en licht opgeheven zijn (tot 20 keer)
  • Al liggend schaarbewegingen maken met de benen (10 - 15 keer)
  • Al liggend kleine cirkelbewegingen maken met de benen (tot 10 keer)
  • Schudt de benen hierbij tussen alle oefeningen.

Naast lichaamsbeweging is het aangewezen dat de patiënt bij rust het aangetaste lidmaat zo veel mogelijk in elevatie houdt (figuur 31) (16). Dit bevordert de veneuze terugvloeiing van het bloed.

  • Overdag kunnen rustperiodes worden ingelast waarbij de benen hoog worden gelegd. In lighouding plaatst men de enkels boven harthoogte, in zithouding brengt men de voeten boven heuphoogte
  • ’s Nachts kan de patiënt slapen met de benen in hoogstand, waarbij het voeteinde van het bed 23 cm hoger wordt geplaatst.

 

De patiënt wordt gestimuleerd tot beweging en activiteit. In rust wordt het aangetaste lidmaat zoveel mogelijk in elevatie gehouden.

 

 

Figuur 31

Figuur 31