Preventie diabetes
Monitoring: opsporen van de risicovoet
Met een regelmatige controle kan het risico op het ontwikkelen van een diabetes voetwonde en de noodzaak tot behandeling worden nagegaan (5). Aan patiënten met diabetes wordt aanbevolen om minstens 1 maal per jaar op controle te gaan bij de behandelende arts om perifere neuropathie of perifeer vaatlijden op te sporen (5). De arts zal dan naast een glycemiecontrole ook een gericht voetonderzoek uitvoeren.
Er wordt aanbevolen om de mate van neuropathie of gevoelsverlies na te gaan aan de hand van het monofilament of de stemvork. Bij patiënten met neuropathie zal bij het uitvoeren van deze gevoelstest, een verminderde of afwezige sensatie vastgesteld worden(8).
Aanvullend is het aangewezen een veneuze of arteriële problematiek uit te sluiten door het voelen van de pulsaties, eventueel aangevuld met een duplexonderzoek (zie link veneus ulcus – arterieel ulcus).
De Internationale Werkgroep over Diabetes Voet (IWGDF) ontwikkelde in 2015 een classificatie die een leidraad kan zijn voor het bepalen van de frequentie van de controles en het inschatten van het risicoprofiel van de patiënt (tabel 1) (5).
Categorie |
Kenmerken |
Frequentie |
0 |
Geen perifere neuropathie |
1x /jaar |
1 |
Perifere neuropathie |
1x / 6 maanden |
2 |
Perifere neuropathie met perifeer vaatlijden en/of voetafwijkingen |
elke 3-6 maanden |
3 |
Perifere neuropathie en een voorgeschiedenis van voetwonden of mineure / majeureamputaties |
elke 1-3 maanden |
Tabel 1: Risicoclassificatiesysteem van de IWGDF
Gericht voetonderzoek
De arts of verpleegkundige kan de voeten inspecteren om alarmsignalen te identificeren, dit zowel zittend als staand (5). De aandacht gaat uit naar eeltvorming, kloven, blaren, tekenen van infectie, nagelproblemen, verweking tussen de tenen en/of voet- en standsafwijkingen (5). Ook de schoenen en de sokken van de patiënt moeten geïnspecteerd worden.
Aan mensen met diabetes moet worden aangeraden minstens 1 maal per jaar op controle te gaan bij de behandelende arts. Hierbij gaat de aandacht uit naar kloven, blaren, tekenen van infectie, eeltvorming, nagelproblemen, verweking tussen de tenen, voet- en standsafwijkingen en het bepalen van de mate van neuropathie door middel van het monofilament. Het risicoclassificatiesysteem van de IWGDF wordt aangeraden als leidraad bij het bepalen van het risicoprofiel van de patiënt en het bepalen van de frequentie van de controles.
Schoeisel en andere hulpmiddelen
Meestal is een slecht passende schoen de directe aanleiding tot het ontstaan van een ulcus waardoor regelmatige inspectie van de schoen zich opdringt.
De schoen moet goed passen en de binnenzijde van de schoen is bij voorkeur 1-2 cm langer dan de langste teen en even breed als de voet ter hoogte van de metatarsaalkoppen. De hoogte van schoen moet voldoende ruimte geven voor alle tenen (figuur 1). Wanneer tekenen van overbelasting aanwezig zijn, wordt aanbevolen de patiënt door te verwijzen naar een specialist om een voorschrift voor aangepast schoeisel te verkrijgen (5).
Patiënten met een genezen voetwonde zonder misvormingen of standsafwijkingen dragen best semi-orthopedisch schoeisel in combinatie met een aangepaste steunzool, om recidieven te voorkomen (figuur 2). Om overmatige druk door statiekafwijkingen ter hoogte van de tenen of voet te reduceren, dienen orthopedische schoenen gedragen te worden. Ook kan een siliconen teenorthese aangewend worden. Ten slotte is het aangeraden regelmatig een podoloog te raadplegen voor grondige evaluatie van de voet, eeltwegname, nagelverzorging en verdere begeleiding van de patiënt (5).
Figuur 1
Figuur 2