Bij decubituspreventie wordt beoogd de grootte en/ of de duur van de inwerkende druk- en schuifkrachten te reduceren (3). 

Hoe lager de druk en de schuifkracht, hoe kleiner de kans op het ontstaan van decubitus. De grootte van de druk wordt onder andere bepaald door de grootte van het contactoppervlak. Hoe groter dit contactoppervlak is, hoe meer de druk kan verspreid worden en hoe lager de inwerkende drukkracht op een bepaald punt is. Op die manier blijft de toevoer van zuurstof en voedingsstoffen aan de weefsels voldoende en kan irreversiebele schade voorkomen worden (3). Daarnaast kunnen ook de omvang van het weefsel en de weefseltolerantie meebepalen in welke mate de druk in het weefsel verspreid kan worden (2).

Bijgevolg kunnen materialen en middelen die het contactoppervlak verkleinen, niet gezien worden als drukreducerende hulpmiddelen. Zo zorgen ringkussens en matrassen waaruit elementen worden verwijderd er net voor dat het contactoppervlak verkleint en de druk stijgt (3).

Afhankelijk van het beoogde werkingsmechanisme kan geopteerd worden voor verschillende maatregelen: wisselhouding, drukreducerende statische of dynamische matrassystemen en/ of kussens, in combinatie met zwevende hielen. Daarnaast is het belangrijk dat de continuïteit van de preventieve maatregelen wordt gewaarborgd. Bij een risicopatiënt kan enkel een continu toegepaste preventie, in bed, in de zetel en in de rolstoel, het risico op het ontstaan van decubitus reduceren. Ook het dagelijks inspecteren van drukpunten bij risicopatiënten om vroegtijdig te kunnen ingrijpen en erger te voorkomen, is een essentiële preventieve maatregel (3).