Pathofysiologie decubitus: risicofactoren en risicobepaling

Weefselintolerantie

Weefseltolerantie is een verzamelnaam voor een reeks factoren die het risico voor het al dan niet ontwikkelen van decubitus bepalen (3). Het omvat een aantal specifieke kenmerken van een individu die mee bepalen of de intensiteit en de duur van de inwerkende druk- en/of schuifkracht voldoende zijn om decubitus te veroorzaken (5). De factoren kunnen verder ingedeeld worden in weefseltolerantie voor druk en weefseltolerantie voor de verandering in zuurstofconcentratie.

 

Weefseltolerantie

De tolerantie voor druk wordt beïnvloed door de drukspreidende capaciteit van het weefsel. Een hoge leeftijd, dehydratatie, eiwit- en vitaminetekort en mogelijk ook stress kunnen een reductie van deze capaciteit veroorzaken. Zolang de bloedtoevoer naar de weefsels voldoende blijft, ontstaan er geen problemen. Wanneer de bloedtoevoer naar de weefsels echter daalt, neemt het risico op het ontstaan van decubitus toe als gevolg van het ontstaan van ischemie (3). Ook de temperatuur en vochtigheid ter hoogte van de huid (microklimaat)  kunnen de weefseltolerantie beïnvloeden. 

 

Weefseltolerantie voor verandering in zuurstofconcentratie

Wanneer door een onvoldoende aanvoer van of verhoogde nood aan zuurstof een zuurstofschuld ontstaat, kan deze geneutraliseerd worden. De weefseltolerantie voor verandering in zuurstofconcentratie bepaalt of deze zuurstofschuld wordt geneutraliseerd. Factoren zoals het gebruik van bepaalde medicatie, oedeemvorming en roken kunnen dit verhinderen. Ook aandoeningen die gepaard gaan met een gedaald zuurstofaanbod, bijvoorbeeld arterieel lijden of bepaalde bloedziekten, kunnen een verhoogd risico met zich meebrengen. 

 

Factoren Onstaan Decubitus

Overzicht van alle factoren die het ontstaan van decubitus beïnvloeden.

Mobiliteit

De beperkte mobiliteit van een patiënt is één van de belangrijkste risicofactoren in het ontstaan van decubitus. Beperkte mobiliteit heeft een directe impact op de hoeveelheid en de tijdsduur die de druk uitoefent op drukplaatsen bij de patiënt.

 

Risicobepaling

Preventie van decubitus start bij het opsporen van die patiënten die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van decubitus.

Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een gestructureerde risicobepaling op basis van identificatie van risicofactoren, eventueel door gebruik te maken van een risicoschaal. Dit moet altijd gecombineerd worden met de klinische blik en huidobservatie van de verpleegkundige en het vroegtijdig signaleren van niet-wegdrukbare roodheid (3).

 

Risicoschalen

Het doel van deze schalen is een onderscheid te kunnen maken tussen patiënten die wel en patiënten die geen risico lopen op het ontwikkelen van decubitus. Let op, de sensitiviteit en specificiteit voor het identificeren van risicopatiënten is beperkt indien je enkel gebruik maakt van deze risicoschalen. De schalen dienen voornamelijk om een structuur aan te bieden bij het bepalen van het risico op decubitus bij de patiënt. Het klinisch oordeel van de hulpverlener blijft essentieel.

1. Nortonschaal (1962)

Dit is de oudste schaal en diende als model voor heel wat later ontwikkelde schalen. Ze bestaat uit 5 items: algemene lichamelijke toestand, geestelijke toestand, activiteit, mobiliteit en incontinentie (tabel 1). Op elk item moet gescoord worden en zo bekomt men een score van 5 (hoog risico op decubitus) tot 20 (laag risico op decubitus). Meestal wordt een score vanaf 14 of lager gebruikt om patiënten met een hoog risico te identificeren.

Nortonschaal

2. Bradenschaal (1985)

Dit is internationaal een frequent gebruikte schaal. Deze schaal bestaat uit 6 items: zintuiglijke waarneming, activiteit, mobiliteit, vochtigheid, voedingstoestand en frictie/ schuifkracht (tabel 2). Hier variëren de scores tussen 6 en 23. Meestal wordt een score van 18 gehanteerd om een indeling te maken tussen patiënten met een hoog risico (≤18) en eerder laag risico (>18) op decubitus.

 

Waarneming van pijn en ongemak

Vochtigheid huid

Activiteit

1. totaal verstoord

1. altijd vocht

1. bedgebonden

2. zeer verstoord

2. meestal vochtig

2. stoelgebonden

3. licht verstoord

3. soms vochtig

3. loopt af en toe

4. geen stoornis

4. zelden vochtig

4. loopt vaak rond

Mobiliteit

Voeding

Wrijving en schuiven

1. volledig immobiel

1. onvoldoende

1. actueel probleem

2. zeer beperkt

2. waarschijnlijk ontoereikend

2. mogelijk probleem

3. licht beperkt

3. toereikend

3. geen zichtbaar probleem

4. geen beperkingen

4. uitstekend

3. De waterlow-score

Dit is de derde schaal die internationaal frequent wordt gebruikt. Deze schaal bestaat uit 6 items:  BMI, huidconditie, geslacht, voedingstoestand, continentie en mobiliteit. Ook op 3 items die gericht zijn op extra risico, moet gescoord worden. Deze zijn: verstoorde stofwisseling/ vaatlijden, neurologische stoornissen, groot trauma of recente operatie. Bij het berekenen van de score wordt een onderscheid gemaakt tussen patiënten die een risico hebben (≥10), patiënten die een hoog risico hebben (≥15) en patiënten die een heel hoog risico hebben (≥20).

 

The Waterlow Scale

Klinische blik

Ongeacht welke schaal men gebruikt, een klinische beoordeling blijft essentieel. Hiermee bedoelt men de individuele beoordeling van de hulpverlener betreffende het risico op decubitus. Comorbiditeiten die een invloed hebben op de arteriële bloedstroom (bijvoorbeeld perifere vaatziekten, hartfalen) moeten steeds bijkomend nagegaan worden (7). Hypoperfusie leidt namelijk tot meer kans op ischemie, op plaatsen met een verhoogde druk (7).

Het gebruik van risicoschalen en de klinische blik is niet steeds voldoende om decubitus op te sporen. Patiënten die niet als risicopatiënten worden beschouwd, zullen soms ook decubitus ontwikkelen. Het tijdig opsporen van niet- wegdrukbare roodheid is een belangrijke bijkomende parameter om risicopatiënten te identificeren. Daarom wordt aangeraden om de huid van de patiënt geregeld goed te inspecteren.

Onderzoek van Vanderwee e.a. (2009) toonde aan dat een mogelijke strategie van risicobepaling erin bestaat te wachten tot niet-wegdrukbare roodheid ontstaat en vervolgens te starten met effectieve decubituspreventie (8). Bij deze strategie moeten de drukpunten van de patiënten dagelijks geobserveerd worden (3). Dit leidt tot een kleiner aantal risicopatiënten dan bij het hanteren van een risicoschaal en dus minder preventieve maatregelen. Het ontstaan van decubitus was tijdens dit onderzoek in beide risicogroepen vergelijkbaar (8).